door Joep Kruijsen
1. De geschiedenis van het WLD
2. Het belang van het WLD
3. Het onderzoeksgebied van het WLD
4. De thematische opzet van het WLD
5. Verschenen afleveringen van het WLD
6. Leiding en redactie van het WLD
7. Links naar gerelateerde sites
Het Woordenboek van de Limburgse Dialecten zoals dat nu voorligt, is een initiatief van prof. dr. A. Weijnen. Na eerdere aanzetten en herhaalde wenselijkheidsverklaringen van de Nijmeegse hoogleraren J. Schrijnen en J. van Ginneken en van Win. Roukens in Nederland en van de Leuvense hoogleraren L. Grootaers en J.L. Pauwels in BelgiÎ in de eerste helft van de twintigste eeuw, is het met succes bekroonde initiatief tot de realisering van het project genomen door A. Weijnen. De eigenlijke materiaalverzameling voor het woordenboek begon na zijn oproep in het tijdschrift Veldeke 35 (1960), 28-29.
Pieter Goossens was vanaf 1961 in Nijmegen de drijvende kracht achter de verzamel- en ontwerpfase die toen van start ging. Gigantische hoeveelheden materiaal zijn in die periode verzameld, niet alleen met behulp van de Nijmeegse vragenlijsten, maar ook talloze andere bronnen werden geÎxcerpeerd en in kaartsystemen ondergebracht. Jan Goossens had zo een kopie van zijn indrukwekkende mondeling verzamelde dialectwoordenschat van de Belgisch-Limburgse landbouwterminologie ter beschikking gesteld en daarmee verzekerde Weijnen zich ook van de jarenlange begeleiding van het project van de zijde van Jan Goossens. Intussen had Pieter Goossens ook de voorbereiding van de publicatie van de eerste aflevering over de landbouwterminologie ter hand genomen.
Aan het begin van de jaren tachtig werd duidelijk dat het project op de ingezette wijze en zonder andere middelen dan de door de Nijmeegse universiteit beschikbaar gestelde menskracht een onoverzienbare tijdspanne zou gaan beslaan. Daarop klopte Weijnen bij de provinciale overheid in Maastricht aan om steun te verwerven voor het vastleggen van de woordenschat uit het culturele patrimonium van de Limburgse niet-agrarische vaktalen.
Bij de presentatie van de eerste aflevering van het landbouwdeel, in 1983, aan de toenmalige gouverneur van Limburg, Dr. S. Kremers, kon deze aan Weijnen berichten dat de provincie het gevraagde subsidie ook zou verstrekken. Twee redacteuren, Herman Crompvoets in 1983 en Ton van de Wijngaard in 1987, begonnen daarop aan de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde (NCDN), maar in dienst van het Sociaal Historisch Centrum Limburg (SHC) en onder auspiciÎn van een nieuw ingestelde begeleidingscommissie WLD waarin alle betrokkenen participeren, aan de voorbereiding en publicatie van deel II, de niet-agrarische vakterminologieÎn.
Aan het eind van de jaren tachtig trekt Pieter Goossens zich terug uit het WLD, wordt Joep Kruijsen voor deel I in Nijmegen aangesteld en spoedig daarna ook Jos Molemans in Leuven, met wie de actieve deelname van het Leuvense Instituut voor Naamkunde en Dialectologie aan het WLD een aanvang neemt. Later nemen achtereenvolgens Joke Verbeek, Miet Ooms, Rob Belemans en Ronny Keulen die Leuvense plaats in.
Intussen verschenen met een vaste regelmaat de afleveringen van de delen I en II van het WLD (zie hier paragraaf 5). Intussen was ook, op instigatie van Weijnens opvolger, prof.dr. A.M. Hagen, de samenwerking met de twee zusterprojecten in het zuidelijke Nederlands, WBD en WVD, op gang gekomen en in 1992 geïnstitutionaliseerd onder de koepel van de Nederlandse Taalunie in het ReWo-overleg (Permanent Overleg Regionale Woordenboeken). Tussen de projecten werd overeengekomen het overleg te intensifiëren in de vorm van een gezamenlijk project: deel III, de algemene woordenschat en in dat kader de automatisering van de lexicografie en de taalgeografie verder te ontwikkelen. Vanaf 1995 nam Herman Crompvoets de verdere redactie van deel I op zich en werd Joep Kruijsen belast met de voorbereiding van de databank en andere automatiseringstaken voor WBD en WLD in Nijmegen. Kruijsen begon toen eveneens aan de voorbereiding van de fauna-afleveringen voor het WLD, die tegelijkertijd voor het WBD in Nijmegen en voor het WVD in Gent werden aangevangen. Daarmee werd, onder de derde generatie van de projectleiding van het WLD, Roeland van Hout in Nijmegen en Luk Draye in Leuven, een aanvang gemaakt met de publicatie van de algemene woordenschat.
Nu omvat het in druk verschenen gedeelte van het WLD 12 afleveringen van deel I, de landbouwwoordenschat, al de voorziene 12 afleveringen van deel II, de niet-agrarische vakterminologieën, en is het grootste gedeelte van de afleveringen van deel III, de Algemene woordenschat, verschenen. Zie voor de verder gedetailleerde geschiedenis van het WLD de Inleiding bij deel III in de Vogelaflevering (WLD III, 4.1).
Het Woordenboek van de Limburgse Dialecten (WLD) overdekt zodoende samen met het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (WBD) en het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (WVD) door eenzelfde type beschrijvende dialectlexicografie het gehele Zuid-Nederlandse taalgebied beneden de grote rivieren. Dit gebied strekt zich uit over drie landen: Nederland, BelgiÎ en Frankrijk. Tot het onderzoeksgebied behoren de beide Limburgen en het noordoosten van de provincie Luik voor het WLD, Vlaams-Brabant en Antwerpen in Vlaanderen en Noord-Brabant in Nederland voor het WBD, en Oost-, West-, Frans- en Zeeuws-Vlaanderen voor het WVD. Methodologisch nemen deze woordenboeken een bijzondere positie in in de Nederlandse en Europese dialectlexicografie. Ze zijn namelijk thematisch, naar gebruikssfeer, in plaats van alfabetisch geordend. Een woordenboekartikel vermeldt, eventueel met toevoeging van een woordkaart en een illustratie, alle gangbare woorden met hun vindplaats, die voor een bepaald begrip zijn opgetekend. Het dialectmateriaal wordt ontsloten door alfabetische registers per aflevering. De gegevens worden in een elektronische databank opgenomen die als 'Materiaalbasis' toegankelijk wordt gemaakt voor hen, die verder dan het gedrukte woordenboek willen kijken.
De materiaalverzameling vindt plaats via eigen enquêtering, waarbij het gaat om meer dan honderd vragenlijsten die vanuit de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde (Radboud Universiteit Nijmegen) werden uitgezonden naar honderden respondenten in de beide Limburgen, alsmede via excerpering van bestaande bronnen, zoals lokale woordenboeken, monografieën, handschriften e.d. over de Limburgse dialecten. Daarnaast worden dialectgegevens gehaald uit vragenlijsten die worden samengesteld en uitgezonden door het Meertens-Instituut, afd. Dialectologie van de KNAW te Amsterdam en vroeger ook door de voormalige Zuid-Nederlandse Dialectcentrale van de KU Leuven (zie bronnen).
De dialectopgaven worden gegroepeerd naar woordtypes en gelokaliseerd binnen het gebied. De publicatie bestaat uit enerzijds de geordende fonetisch en geografisch exacte gegevens ('Materiaalbasis') op het net en anderzijds uit de daarvan afgeleide, toegankelijke, gedrukte woordenboektekst.
De financiering van het WLD wordt mogelijk gemaakt door een nauw samenspel tussen de universiteiten, de centrale overheden (FWO en NWO, Nederlandse Taalunie) en de culturele diensten van de betrokken provincies Limburg in Nederland en Vlaanderen.
De uitgaven van het WLD werd tot 2003 verzorgd door uitgeverij Van Gorcum in Assen. Vanaf 2004 is uitgeverij Gopher in Groningen daarvoor verantwoordelijk.
Tegen de zich via de moderne media steeds meer versterkende standaardtaal heeft de mondeling overgeleverde streektaal weinig verweer. Zij mist immers de werktuigen waarmee de standaardtaal haar positie kon verkrijgen: een genormeerde woordenschat en een grammatica. Sinds de erkenning van de Limburgse dialecten als streektaal op Europees niveau is onderzoek naar en vastlegging van deze Limburgse streektaal in al zijn variÎteiten meer dan ooit dan ook onontbeerlijk. Dat heeft bovendien ook weer een uitstraling naar de dialectsprekers en zal hen bewust maken van de waarde van hun eigen culturele erfgoed. Die uitstraling blijkt ook uit de grote belangstelling die er de laatste jaren is om op plaatselijk niveau het dialect vast te leggen in de vorm van woordenboeken. De archieven van het woordenboek in Nijmegen en Leuven worden steeds vaker voor dit doel door werkgroepen en individuele onderzoekers geraadpleegd. Dat geeft het maatschappelijk belang van dit project aan. De redactie van het WLD tracht ook door intensieve samenwerking met de Stichting Nederlandse Dialecten (SND), de Veldeke-kringen, de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde (VLDN) en de Raod veur ít Limburgs de belangstelling voor de Limburgse streektaal op (eu)regionaal en landelijk niveau te versterken.
Het wetenschappelijk belang van het WLD is te specificeren naar de volgende aspecten:De in de woordenboeken verzamelde woordenschat vormt een uitstekende basis voor verder wetenschappelijk onderzoek, hetgeen moge blijken uit dissertaties van onder meer dr. J. Stroop (1977), dr. H. Crompvoets (1981), dr. M. Devos (1991), dr. J. Van Keymeulen (1992), dr. J. Kruijsen (1995), dr. H. Ryckeboer (1997) en dr. J. Swanenberg (2000).
- Archiveren en beschrijven van de mondeling overgeleverde dialectwoordenschat die door de culturele en sociale verandering in zeer hoog tempo in onbruik raakt en daarom opgetekend moet worden voor het te laat is. Dat dialecten snel verdwijnen is inmiddels algemeen bekend.
- Presentatie van de woordenschat volgens de methode van de taalgeografie waardoor een bijdrage geleverd wordt aan het inzicht in de regionale verscheidenheid van de Nederlandse woordenschat in een groot aaneengesloten gebied.
- Behandeling van de woordenschat in zeer nauwe samenhang met de cultuur, zoals onder meer tot uiting komt in de thematische driedeling van het woordenboek, in het onomasiologisch ordeningsprincipe (de dialectwoorden worden gepresenteerd onder hun woordbetekenis) en in de etnografische behandeling van woord en zaak.
- Interpretatie van de woorden naar woordtypes en varianten, waardoor een belangrijke bijdrage aan de etymologie en de woordgeschiedenis wordt geleverd.
In de Inleiding bij de eerste aflevering heeft Pieter Goossens (WLD.I, 1, 7-21) het bewerkte gebied zeer omstandig beschreven. Als de geografische afgrenzing van het gebied waar een bepaalde taalvariÎteit wordt gesproken overal al lastig is, geldt deze kwalificatie zeker voor de afgrenzing van het gebied waar "het Limburgs" wordt gesproken, of deze afgrenzing nu in Nederland of in BelgiÎ of juist voor het gebied dat beide landen omvat, moet worden vastgelegd. Er is zelfs niet ÈÈn isoglosse die samenvalt met wat gewoonlijk, administratief of naar het saamhorigheidsgevoel van de bewoners van de provincies, onder "Limburg" wordt verstaan.
Uiteindelijk heeft de eerste redactie van het WLD op pragmatische gronden het werkgebied van het woordenboek bepaald tot de gehele twee provincies Limburg, uitgebreid met het vanouds germaanstalige noordoosten van de provincie Luik en met zes Brabantse plaatsen die, omdat ze gelegen zijn ten oosten van de voor het WBD als oostgrens fungerende "ideale Getelijn", niet in het WBD voorkomen. Deze laatste zes plaatsen (Rummen, Grazen, Walsbets, Waasmont, Wezeren en Walshoutem) worden in deel III wÈl door het WBD opgenomen en komen dan ook niet meer in deel III van het WLD voor. Voor het overige blijft het bewerkte gebied zoals het door Goossens is beschreven: de beide provincies Limburg en het noordoosten van de provincie Luik.
De plaatsen waaruit in principe voor het WLD materiaal wordt ingezameld, worden hier gepresenteerd (WLD.net), met hun plaatscodenummer. Daarbij wordt in twee opzichten afgeweken van het aangevulde en gecorrigeerde "Systematisch en alfabetisch register van plaatsnamen" van Grootaers en Kloeke, zoals dat in 1962 door het toenmalige Bureau van de Centrale Commissie voor onderzoek van het Nederlandse volkseigen te Amsterdam werd uitgegeven. Ten eerste is van de Nederlandse plaatsnamen de spelling aangepast. Ten tweede zijn de zogenaamde Kloeke-codenummers ter aanduiding van de dialectplaatsen, die in de loop der jaren door allerhande bijkomende tekens waren opgetuigd, weer vereenvoudigd en eenvormig gemaakt. Tenslotte is de lijst voor het WLD-gedeelte ook aangevuld en gecorrigeerd. Het hier gepubliceerde overzicht van WLD-plaatsen loopt daarmee vooruit op een algemene revisie volgens dezelfde principes van alle plaatsnamen en Kloeke-codenummers voor het hele Nederlandse taalgebied, die door het Amsterdamse Meertens Instituut zal doorgevoerd worden en in een nieuw alfabetisch en systematisch register gepubliceerd zal worden.
Deel I: Agrarische terminologieverschenen: afl. 1-13, zie onderDeel II: Niet-agrarische vakterminologieënverschenen: afl. 1-12, zie onderDeel III: Algemene woordenschat, onder te verdelen in:
Sectie 1: De mens als individu1.1 Het menselijk lichaam
1.2 Beweging en gezondheid
1.3 Kleding
1.4 Karakter en gevoelensSectie 2: Het huiselijk leven2.1 De woning
2.2 Familie, seksualiteit
2.3 Eten en drinken
Sectie 3: Het gemeenschapsleven3.1 Maatschappelijk gedrag en schoolwezen
3.2 Feest en vermaak
3.3 Kerk en geloof
Sectie 4: De wereld tegenover de mens4.1 Fauna: vogels
4.2 Fauna: overige dieren
4.3 Flora
4.4 De stoffelijke wereld en de abstracte wereld
Klankgeografie
De bovenstaande delen kunnen hier online besteld worden.
Projectleiding WLD:Redactie WLD:
- prof. dr. R. van Hout (RU Nijmegen)
- prof. dr. L. Draye (KU Leuven)
(situatie januari 2005)
- dr. Herman Crompvoets
- lic. Ronny Keulen
- dr. Joep Kruijsen
- drs. Ton van de Wijngaard